De buurjongen Henk Pouw, die inmiddels een half jaar lid was van de worstelvereniging “De Halter” nam mij op een woensdagavond mee om een kijkje te nemen bij de club. Voor hem bovendien de gelegenheid om een jongen uit zijn straat zijn kunnen op de mat te tonen. Gezegd moet worden dat hij inderdaad spectaculair uit de bus kwam. Zou hij niet bezig zijn geweest met een accordeonstudie — om op bruiloften en partijen wat bij te kunnen verdienen — hij zou ongetwijfeld in Nederland een grote hebben kunnen worden in het worstelen. Overigens was de oefenruimte op de Kaaszolder aan de Lange Nieuwstraat ongelofelijk beperkt. Als je vanaf de straat door een zeer smal poortje was gelopen moest je — het gebouw binnengekomen zijnd — een trap op, waarna je op de kaaszolder kwam. In de breedte was de zolder zelfs zó klein dat de worstelmat van 4 × 4 meter er maar net in paste! Een looppas rond de mat kon zelfs maar amper. Het lopen op de mat (nadat de banken langs de kant verwijderd waren) werd nog extra bemoeilijkt doordat de mat meer op een berglandschap dan op een worstelmat leek!
In de lengte was er gelukkig wat meer ruimte zodat er links naast de entree nog enige ruimte was voor de gewichtheffers en hun halter. Overigens beperkte het aantal gewichtheffers zich tot mensen als Harry Lit, Ruuf van Amerongen en Piet Wiss. Harry Lit vervulde in het Bestuur de dubbele functie Secretaris/Penningmeester. Ook Van Amerongen en Wiss maakten deel uit van het bestuur. Piet Wiss runde bovendien aan huis (aan de Tolsteegsingel in Utrecht) een praktijk als masseur en magnetiseur. Boven de zolder was nog een tweede zolder met schuin dak (dus eigenlijk een vliering!) waarop aan beide kanten houten banken stonden. Deze ruimte werd als kleedgelegenheid gebruikt. Maar goed, ik heb die eerste kennismakingsavond m’n ogen uitgekeken! Ja, eigenlijk was ik al meteen voor de sport gewonnen, ondanks het primitieve van alles.
Voor een kwartje in de week ben ik op 13 februari 1950 lid geworden van De Halter. Overijverig in de training en reikhalzend uitkijkend naar een eerste echte wedstrijdpartij. Na drie maanden kwam m’n eerste kans. De Deventer club Hercules kwam op bezoek voor een van de laatste kompetitiewedstrijden tegen De Halter‑2. Trainer Henk de Nijs Sr. wist een bijpartij te regelen tegen ene Mufting. Omdat we niet eens op de weegschaal waren geweest — ik was in die periode nog maar een Bantammertje (57 kg) — leek die Mufting in mijn ogen wel een zwaargewicht. In elk geval was hij een stuk groter en zwaarder dan ik. Dat ik in die bijpartij met een eerste nederlaag (en een lichte ribblessure!) van de mat kwam, lag echter denk ik meer aan mijn ongecontroleerde aanvalsdrift, dan aan zijn technisch kunnen. Bovendien was er ook nog de pech dat ik bij de beslissende brugstand in een kuil van de mat stond. M’n rug was dus wel erg dicht bij de mat! Voor een goed begrip moet worden vermeldt dat de worstelmat in die tijd bestond uit 4 loodzware 2 × 2 meter stromatrassen. Tegen elkaar aangelegd vormden zij (als daarover een ruw bruin canvaszeil van ruim 4 × 4 meter was getrokken) de worstelmat van die tijd. Maar eigenlijk kon je beter spreken van een berglandschap. Hoewel de worstelsport sinds mensenheugenis bekend staat om zijn geringe aantal blessures, was het aantal schaafwonden aan gezicht, ellebogen en knieën in de tijd van het canvasdekzeil aanzienlijk. Constateerde het bestuur bijvoorbeeld dat er een worstelaar was met een steenpuist, dan werd onmiddellijk het zeil ontsmet met een oplossing van lysol. Het gevolg was dan wel dat in de kaaszolder soms wekenlang de doordringende geur van lysol hing. Bovendien was het een probleem om het natte dekzeil weer op tijd droog te krijgen voor de volgende training.
Maar goed, in weerwil van die eerste nederlaag was mijn enthousiasme in geen enkel opzicht getemperd, integendeel! Veel later bleek dat ik een van de weinige Halterworstelaars was die trouw elke woensdagavond en zondagmorgen de training bezochtten. Aan het begin van die jaren vijftig, was Henk de Nijs Sr. de allround-trainer van De Halter. Hij verzorgde de conditietraining en het basisonderricht van de worsteltechniek. Henk Hooft hield zich toen uitsluitend bezig met het bijschaven van de technische en tactische vaardigheden van de 1e Klasseworstelaars. Pas als Henk Hooft je aanwijzingen begon te geven mocht je aannemen dat je min of meer bij de groten ging horen.
Twee prominenten en steunpilaren van het 1e Team waren Henk de Nijs Jr. en Leo Piek. Beiden als militair ongeveer drie jaar in Indië verblijvend als dienstplichtig soldaat. Hun thuiskomst was dan ook een hele gebeurtenis. Leo Piek kwam op 1 mei 1950 terug uit Indië, Henk de Nijs Jr. enkele maanden daarvoor. Bij de thuiskomst van Leo was zijn ouderlijk huis aan de Croeselaan in Utrecht op grootse wijze versierd en wachtte hem een feestelijke ontvangst. Hoewel ik al huizenhoog opkeek tegen worstelaars als de gebroeders Alflen, werden deze twee Halterworstelaars mijn absolute idolen. Leo Piek vanwege zijn grandioze stijl met middelgrepen voor- en achterover, zijn geweldige manier van uittillen en zijn ontembare aanvalsdrift! Henk de Nijs Jr. omdat hij een ongelofelijke kracht uitstraalde! Ook de manier waarop hij bij de tegenstander zijn specialiteit wist af te dwingen, maakte grote indruk op mij als vreemde eend in dit worstelpakhuis.
Inmiddels had trainer De Nijs Sr. al aardig doorgekregen wat voor vlees hij in de kuip
had met dit fanatieke bantammertje. Na een maand of vijf sprak hij de (voor mij)
historische woorden:
❝ Hoewel je nog zo stijf bent als een hark, ben je in ieder geval
behoorlijk sterk voor een bantamgewicht en ook nog ongelooflijk fanatiek. Dat laatste
moet je echter in de hand proberen te houden, omdat je jezelf anders misschien voorbijloopt!❞
Nu vondt hij altijd al dat nieuwe jongens stijf en een hark waren.
M’n eerste kampioenschap worstelen beleefde ik in het vroege voorjaar 1950. De 2e Klasse Kampioenschappen van Midden-Nederland in de Handelsbeurs aan de Mariaplaats in Utrecht. (Jaren later helemaal verbouwd tot Bowlingcentrum.) Omdat de wedstrijden over drie zondagen werden verdeeld, moesten de leden van De Halter op de zaterdagen de worstelmatten overbrengen naar de Handelsbeurs. Als je bedenkt dat nog slechts weinig mensen een auto hadden, mag het duidelijk zijn dat het vervoer van de matten per bakfiets van de Lange Nieuwstraat naar de Handelsbeurs nog een heel gedoe was.
In de 2e Klasse Lichtvedergewicht (ook wel het Bantamgewicht genoemd) waarin ik uitkwam waren er 9 deelnemers. Hoewel een partij uiteraard eindigde bij een schouderlegging (men sprak in het algemeen altijd over een ‘Touché’), duurde een puntenpartij in die tijd nog altijd 15 minuten. Zes minuten staande worstelen. Bij een puntenvoorsprong voor een van beiden kreeg deze de keus: staande doorworstelen of de schijf laten opgooien door de scheidsrechter. Had je de pech dat jouw kleur onder kwam, dan moest je als eerste voor drie minuten in kniebrug plaatsnemen. En soms met minder plezierige gevolgen. Kwam jouw kleur echter boven, dan kon je daar groot voordeel uit halen als je een specialist was als bovenman in kniebrug. Hoewel ik een 3e Prijs behaalde weet ik helaas niet meer tegen wie ik in dat Kampioenschap op de mat heb gestaan. Winnaar was Piet Luider, eveneens De Halter (en een broer van Dirk Luider) en tweede C. Horn van Sandow (Zaandam). In elk geval was ik (en trainer De Nijs Sr.) tevreden met dat debuut.
Overigens had trainer de Nijs mij een greep geleerd waarmee ik (in verplichte kniebrug) bijna elke tegenstander op zijn schouders kon krijgen. Voortdurend hamerde hij er bij in: ❝ Zorgen dat je nergens intippelt in de eerste 6 minuten! Als je als eerste in de verplichte kniebrug moet, zitten als een blok en niks weggeven! Wordt je bovenman, die schroef aanslaan en ze op hun rug wringen!❞ Maak je geen touche in die 3 minuten bovenman, dan kun je in de laatste 3 minuten staande worstelen je puntenvoorsprong verdedigen. Met deze greep, de zogenaamde ‘schroef’ wist ik (in verplichte kniebrug) enkele jaren van vaak gerenommeerde tegenstanders te winnen! Na enkele incidenten bij Wereldkampioenschappen en Olympische Spelen, waarbij worstelaars buiten westen raakten doordat beide halsslagaders werden afgeklemd, werd de greep zowel nationaal als internationaal tot verboden greep verklaard. Op dat moment werd ik echter van een van mijn sterkste wapens beroofd! Op de 2e Klasse kampioenschappen van Nederland 1950 in Amicitia in Den Haag werd ik in het najaar, uit 14 deelnemers, tweede achter C. Horn van Sandow (Zaandam). Wim Hoogendijk van S.S.S. (Alkmaar) bezette de 3e plaats.
Ongeveer tegelijk met Henk Pouw was ook Dick van Ginkel lid geworden van De Halter. Hoewel wij elkaar van tevoren niet kenden, is er tussen hem en mij een levenslange vriendschap gegroeid. Al kort na deze beide 2e Klasse Kampioenschappen, ben ik overgegaan naar het Vedergewicht (62 kg). Aanvankelijk kwam ook Dick van Ginkel daarin uit. Doch die schoof al vrij snel door naar het Lichtgewicht (67 kg).